Ze vonden het lichaam van hun vader, verzetsheld, na een ongelooflijke zoektocht.
Dit is het einde van een lange maar zeer mooie en ontroerende zoektocht geïnspireerd door de liefde van drie meisjes voor hun vader die een echte held was als soldaat, maar ook door de grote moed van een geweldige moeder na verlies van haar man. Dinsdag 24 juli werd Majoor Vlieger Charles de Hepcée begraven bij zijn overleden echtgenote Barones Micheline de Selys Longchamps, met wie hij trouwde hij in 1936. Hij verdween spoorloos in 1944 in Duits gevangenschap in Toulouse (Frankrijk).
“Charley” van Hepcée werd geboren 14 maart 1911 in Brussel. Hij volgde een opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie waar zijn leiderscapaciteiten vlug werden opgemerkt. Behorend tot de 76e Promotie Infanterie en Cavalerie werd hij bevorderd tot Onder Luitenant in 1932, vooraleer hij toetrad tot de Luchtvaart school.
“Volg uw geweten…ga niet !”
Toen Duitsland België binnenviel op 10 mei 1940, was hij Commandant van het Vijfde Squadron van de Derde Vlieg Regiment. Na het volbrengen van verkennings- en defensie missies werd hij gedwongen terug te trekken na de capitulatie van Tours en Moissac in de Garonne streek. De Duitse Kommandantur beval hem tegen zijn wil om met zijn mannen terug te keren naar België in uniform, hun wapens in te leveren en zich over te geven, om daarna afgevoerd te worden naar een krijgsgevangenkamp. In een laatste bericht aan zijn manschappen zegt hij echter dat hij enkel orders van zijn Belgische oversten opvolgt, en “zich overgeven” daar niet bij was. En besluit hij: “Volg uw geweten … Ga niet … Kleed je in burger Vaarwel mijn vrienden, God zegene u.”
Charley was geen man om tot overgave te dwingen. Hij verliet Brussel en vestigde zich bij zijn schoonouders in Halloy (Ciney), waar hij zich liet doorgaan als boswachter. Een manier om bij het verzet te gaan en te helpen bij diverse informatie- en sabotage opdrachten. Hij legde er ook de basis voor een home voor kinderen in problemen die zou zorgen voor ondergedoken joodse kinderen.
De meid …een informante van de Duitsers.
Kort nadien nam zijn schoonmoeder een nieuwe meid in dienst, die echter een informante van de Duitsers bleek te zijn, gestuurd om Kapitein de Hepcée in het oog te houden. Eens hiervan op de hoogte vluchtte Charles de Hepcée naar Frankrijk, waar hij met zijn vriend Anselm Vernieuwe het ondergronds netwerk “Rose Clair “ (genoemd naar zijn dochters) opzette, met als doel het organiseren van een vluchtroute via Frankrijk naar Londen.
Na contacten met Wiliam Ugeux (Walter) werd “Rose Clair” een commandopost binnen de ondergrondse groep Zéro wiens actieterrejn van België naar Spanje liep via Parijs en Lyon.
In 1943 werd de Hepcée, die constant van identiteit veranderde, leider van het netwerk Pyrenées-Orientales. Samen met Dr Schepens en zijn vriend Vernieuwe, en met steun van het verzet, organiseerde hij de ontsnappingslijn “l’Iraty” die liep tussen Frankrijk en Spanje.
Charles de Hepcée en Anselme Vernieuwe
Ugeux waardeerde de Hepcée enorm. In een brief van 18 mei 43, waarin hij de Hepcée voorstelde voor het Oorlogskruis om zijn enorme leiderskwaliteiten, onderstreepte hij speciaal “ dat zonder de talrijke oversteken van deze officier, die geen vrees toont voor de dood, van Franse, Spaanse en Duitse controleposten, de lijn Frankrijk – Groot Brittannië als lang afgesloten zou geweest zijn.”
Opgejaagd door de Gestapo
Charles de Hepcée slaagde er in om 12 keer de Pyreeën en 20 keer de demarcatielijn over te steken.
Begin 1943 werd hij echter een eerste maal gearresteerd in de buurt van Figueras. Hij kon echter samen met een lotgenoot ontsnappen in maart 43, en kon ook, enige tijd later, een tweede arrestatie ontkomen.
Opgejaagd door de Gestapo zat er echter niets anders op dan te vluchten naar Londen, waar hij zich op 13 mei aansluit bij de Belgische piloten bij de RAF. Eerder was hij reeds aangesteld tot lid van onder meer de New Commonwealth Society en had hij het ‘Oorlogskruis 1940’ ontvangen voor zijn actieve strijd tegen de vijand en zijn inzet voor verzetsorganisaties.
Op 14 mei 1943 werd zijn echtgenote Micheline, samen met zijn kinderen en hun kindermeid opgepakt nabij Grenoble en opgesloten in Fresnes. Micheline werd gedeporteerd naar Compiegne, Neuengamme, Ravensbrück en later Bergen-Belsen.
(Zij overleefde de kampen, en eens bevrijd in 1945 zou ze er alles aan doen om haar man terug te vinden, die intussen sinds 1944 spoorloos was).
Charles de Hepcée werd hiervan pas op de hoogte gebracht op 6 november 43 door Commandant Leprince. 4 dagen later moest hij ook vernemen dat zijn jongere broer Michel, piloot bij de RAF, vermist werd na een missie.
De ontsnappingslijn België Londen.
Ondanks deze tegenslagen nam de Hepcée de verantwoordelijkheid op zich voor de missie “Roch”, waarbij hij samen met 2 andere agenten een speciale lijn opzette onafhankelijk van de reeds bestaande ontsnappingslijnen tussen België en Londen.
Op 12 mei 1944 arriveerde hij in Lisabon waar hij geheime rapporten moest afleveren. Bij zijn terugkeer naar Spanje, over de Pyreneeën, werd hij echter opzettelijk door zijn gids misleid waardoor hij terechtkwam in bezet gebied.
Daar werd hij gearresteerd door de Duitse douane.
Eerst probeerde hij zich nog te laten doorgaan voor een Amerikaans piloot, maar hij was gekend in de regio onder zijn echte naam, en bovendien had hij bezwarende documenten en grote geldsommen op zak. Hij werd overgedragen aan de Gestapo van Saint-Girons en overgebracht naar de gevangenis Saint-Michel van Toulouse.
Vanaf dat ogenblik werd niets meer vernomen van Charles de Hepcée.
Veel later zou blijken dat de Hepcée na een maand foltering en ondervraging werd vermoord samen met (volgens de nazi’s) “vier Franse terroristen”. Niemand wist, of wou zeggen, wat er met zijn lichaam is gebeurd na de terechtstelling. Zijn dood werd trouwens pas in 1952 erkend en het zou nog eens vijf jaar duren vooraleer een officieel onderzoek werd gestart.
Maar zijn kinderen gaven nooit op. Ze wilden weten wat er was gebeurd en waar hun vader was en zochten overal waar hij kon zijn geweest : in Saint-Girons, in een Pools of Duits kamp….sommigen beweerden zelf dat hij was teruggebracht naar België. Maar zonder resultaat.
De DNA-analyse en de toestemming van de overledene.
In 2007 wordt door Annie Riou, van de Universiteit van Toulouse, samen met 2 Catalaanse onderzoekers, een website op internet geplaatst, over de Franse ontsnappingsnetwerken. Daarop wordt ook de naam “Charles de Hepcée” vermeld.
Vanaf dan gaat alles snel.
In 2008 ontmoeten de nabestaanden van de Hepcée de onderzoekers, en bezoeken ze samen ‘Son’, het laatste dorpje waar de Hepcée verbleef vóór hij de grens overstak. Ze bezoeken er onder meer de “belle chambre”, de kamer waar hij in alle discretie verbleef.
Les Martyrs du Bois de la Reulle – Georges Muratet
Het toeval (of is het de voorzienigheid) wil echter dat de familie de Hepcée, door een foutieve tip, in Catselmaurou belandt waar de naam van Charles de Hepcée opduikt in verschillende naoorlogse archieven. Op het gemeentehuis wordt hen verwezen naar het boek van een lokale amateur historicus Georges Muratet : “Martyrs du Bois de la Reulle”. In dat boek staat de terechtstelling beschreven van een 20 tal personen door de Divisie ‘Das Reich’.
De lichamen werden aan het einde van de oorlog opgegraven, onderzocht en gefotografeerd, en herbegraven in Toulouse. In 1990 werden ze echter overgebracht naar de begraafplaats van Castelmaurou. Volgens Muratet konden 5 lichamen niet geïndentificeerd worden, en nog volgens de historicus, zou één van die lichamen best dat van de Belgische piloot Charles de Hepcée kunnen zijn.
De kinderen de Hepcée kregen eindelijk hoop. Een DNA analyse zou uitsluitsel kunnen geven of hun vader begraven lag bij de onbekende geëxecuteerde slachtoffers. Een opgraving van het lichaam voor onderzoek was echter niet zo eenvoudig. De administratieve molen was onherroepelijk. Ze moesten kunnen aantonen dat het lichaam dat nader onderzocht moest worden wel degelijk dat van Charles de Hepcée was of dat de overledene zijn toestemming had gegeven voor de ontgraving ! Een gerechtelijke beslissing was hiervoor nodig.
de dochters de Hepcée
Volgens de gegevens opgetekend bij de eerste ontgraving na de oorlog bleek het lichaam “nr 43” qua lichaamsgrootte overeen kon stemmen met dat van de Hepcée. Ook de aangetroffen kledij en aanwezigheid van een rozenkrans met medaillon wezen in die richting. Maar er bleek een probleem met de datum. Volgens getuigen zou ‘de kapitein’, “René” genoemd, de gevangenis hebben verlaten op 29 juni, en dezelfde dag zijn gefusilleerd. Maar de executie in het Bois de la Reulle gebeurde 2 dagen eerder !
De Duitse getuigenissen over het verblijf van de Hepcée in de gevangenis waren zo vaag dat er geen uitsluitsel kon worden gegeven dat het lichaam dat van de Hepcée was. Zodat geen toestemming voor ontgraving werd gegeven.
De kinderen de Hepcée gaven niet op.
De kinderen de Hepcée legden zich echter niet neer bij deze beslissing.
In 2009 kregen ze bericht van het Instituut voor Forensische Geneeskunde in Straatsburg dat DNA analyse niet mogelijk was daar voornoemd geval niet voorzien was in de wet hierover. Maar een brief van de Minister van Justitie van 11 februari 2010 sprak dit tegen. De identificatie kon worden aanzien als onderwerp van historisch wetenschappelijk onderzoek, en dan was de toestemming van de overledene niet nodig, gezien het overlijden gebeurde vóór 1994, het jaar dat de aangehaalde wet van kracht werd.
Het Instituut voor Forensische Geneeskunde was echter niet te vermurwen en eiste een officiële gerechtelijke vordering van de Hof van Toulouse.
In 2011 werd alle hoop van de familie ontnomen na ontvangst van een nieuwe brief, dit keer van het Ministerie van Veteranen Zaken, waarin gesteld werd dat geen toestemming kon worden gegeven voor DNA analyse op lichamen van militairen of burgers, gefusilleerd tijdens de 2de Wereld Oorlog.
Maar opnieuw was dit buiten de familie de Hepcée gerekend. Dank zij de ontdekking van nieuwe documenten konden ze onomstotelijk aantonen dat hun vader was vrijgelaten op 27 juni, de dag van de moordpartij in het Bois de la Reulle.
De burgemeester van Castelmaurou kon niet anders dan toestemming geven tot ontgraving. Die gebeurde uiteindelijk op 21 november 2011, in aanwezigheid van lokale, gerechtelijke en wetenschappelijke instanties, evenals van Georges Muratet en Rose de Hepcée en haar echtgenoot.
En eindelijk, na nog een reeks administratieve stappen konden de laboratoria van Straatsburg en Epinal aan de hand van DNA onderzoek bevestigen : er was een rechtstreekse band tussen Rose de Hepcée e en lichaam nr 43 van de gefusilleerden in het Bois de la Reulle.
Identificatie Charles de Hepcée
De Franse gemeente Castelmaurou heeft op zaterdag 30 juni 2012 hulde gebracht aan de Belgische majoor vlieger Charles de Hepcée.
ceremony in Castelmaurou
Op 24 2012 juli werd hij begraven bij zijn overleden echtgenote op de familie begraafplaats van Halloy-Braibant, meer dan 68 jaar nadat hij werd geëxecuteerd in 1944 nabij Toulouse.
begrafenis Halloy-Braibant
(vertaling tekst Christian Laporte)